Om de zoveel tijd schrijf ik een selfie. Dat is een kort, of anders wel lang antwoord op een onalledaagse vraag. Onderstaande selfie schreef ik op zondag 1 februari 2017
Op welke manier ben je minder ruig dan je zou willen ?
Op bijna elke mogelijke manier ben ik in mijn verbeelding vele malen stoerder, cooler, onverschrokkener, onconventioneler en subversiever dan in de dagelijkse praktijk.
Die praktijk bestaat voor een heel groot deel uit volstrekt voorspelbare handelingen. Het begint met aankleden, tandenpoetsen, mail checken, Facebook checken, Wordfeud checken en zo nog wat dingen checken.
Om de dag te vervolgen met een nieuwe reeks volstrekt routineuze dingen. Zoals op de fiets stappen, werken, eten, weer werken, wandelingetje maken, Wordfeud checken, mail checken, Facebook checken, en nog eens Wordfeud checken.
Waarop het inmiddels tijd is voor boodschappen, koken, tussendoor nog effe op Wordfeud, eten, en dan, hup, Wordfeud. Wanneer ik niet de deur uit ga voor tennis of welke hobby dan ook, kun je de klok erop gelijk zetten dat ik op zeker moment, na een zet op Wordfeud, de laptop opensla en een filmpje ga kijken. Soms lees ik een boek. En altijd eindigt de avond met, euh, een laatste check op Wordfeud.
Ik vergeet nog dingen, maar inmiddels is mijn punt gemaakt: ik zit te veel op Wordfeud.
En: ik ben net als ieder ander mens. Ingekapseld in een bubbel van tijd, ruimte, gewoonten en objecten, waarin ik mij in het volste vertrouwen laat wegzakken als ware het zekerheden. Heel comfortabel voelt dat.
Toch wil iets in mij om de zoveel tijd dat comfort van de voorspelbaarheid verlaten. De perfecte manier om dat te doen is alleen op reis gaan, iets wat ik vaak in mijn leven heb gedaan. Ondanks de zekerheid dat ik tijdens zo’n reis steevast een moment beleef waarop ik me afvraag: waarom, for the bloody love of God, waarom doe ik dit?!?
Op zo’n moment gebeurt er iets met me wat bewijst hoe NIET ruig ik precies ben. Haal mij uit mijn bubbel, strip mij van al die lieve mensen en fijne vertrouwde dingen om mij heen en ik begin te tuimelen. Vooral wanneer ik me alleen in een stad bevind. Overweldigd door de stortvloed van mogelijkheden die een vreemde metropool in zich draagt. Iemand die ruig is zou in zo’n situatie opwinding voelen. Ik niet. Wat ik voel is hunkering naar iets alledaags om te doen. Een afspraak met de tandarts, koffie drinken met een vriend of vriendin. Iets moeten kopen voor het vastzetten van de deurklink die al maanden rammelt. Gewoon iets lulligs, iets wat het gevoel wegneemt dat ik een compleet anoniem personage ben in die stad, en dat niemand weet dat ik er ben.
De laatste keer dat ik dat tuimelen ervaarde was in Spanje. Mijn plan was om een deel van de camino te gaan wandelen. Op aanraden van een vriendin, want die zei: “binnen no time vorm je met de mensen die ongeveer in hetzelfde tempo lopen een soort familie. Als een soort groepsreis, maar wel met mensen die je zelf hebt uitgekozen.” Kijk, dat was wat voor mij!
Kort voor vertrek verrekte ik mijn enkel en ik besloot om toch te gaan, maar dan op de fiets. Dat bleek een recept voor de grootste tuimeltocht die ik in jaren beleefde. De sociale dynamiek tussen wandelaars, zoals die vriendin dat had beschreven, bleek compleet niet op te gaan voor fietsende pelgrims. Niks geen knusse wandelfamilie dus. Het was hardcore afzien in mijn eentje.
De hitte was moordend. De heuvels, ja, shit, die waren ook moordend. En slapen in herbergen, in een slaapzaal met 99 andere pelgrims, waarvan er altijd wel eentje bereid was om de zuurstofbinnenlatende ramen te sluiten, bleek vrij lastig voor me.

En elke dag was anders. Elke dag een andere route, niet wetend wat ik zou tegenkomen. Met steeds een heel lichte angst om bruut verkracht en/of vermoord te worden ergens op een van de stillere wegen, waar wandelaars niet komen, omdat ze, tja, omdat ze nu eenmaal niet op de fiets zijn.
Ook mijn hypochondrie van vroeger stak weer de kop op. Wat nou als ik op een van die stillere plekjes ineens een zonnesteek krijg, of een hartaanval? Om die angst nog wat aan te dikken, besloot de geest die waart over de Camino om mij mijn iPhone kapot te laten vallen op het Spaanse wegdek. Het alarmnummer bellen in noodgevallen was er dus ook niet meer bij.
Bovendien had ik het in mijn hoofd gehaald dat ik het eindstation, Santiago, toch echt wel wilde halen. Want ja, daar moest ik de fiets die ik had gehuurd immers weer afgeven. In plaats van dat ik gewoon zo ver fietste als goed voelde, legde ik elke dag een specifieke etappe af van een route die ik aan het begin van mijn vakantie had uitgestippeld. Zonder enige kennis van hoe hoog die heuvels nu eigenlijk precies waren. En hoe heet 35 graden precies aanvoelt. Elke dag was een uitputtingsslag.
Die cocktail van stress, eenzaamheid, hitte, stinkende slaapzalen, slaapgebrek en (lichte) doodsangst zorgde ervoor dat ik na twee weken min of meer oververmoeid thuiskwam. Ik voelde me allesbehalve ruig.

En toch, jongens en meisjes, was het een van de beste ervaringen die ik op dit vlak heb gehad. Want het opende mijn ogen voor de mate waarin ik gehecht ben aan zekerheden. En hoezeer die gehechtheid ervoor zorgt dat ik bepaalde risico’s niet neem in mijn dagelijkse leven. Risico’s die dat eigenlijk helemaal niet zijn. Nou ja, niet in die mate dat het die angsten rechtvaardigt. Want tuurlijk, brute verkrachting licht theoretisch misschien wel overal op de loer, maar wie zich daar door laat leiden zal nooit in euforische staat geïnterviewd worden door een Spaanse fietsverhuurder…
Toen ik mijn fiets terugbracht in Santiago werd ik geïnterviewd door de fietsverhuurder. Ongelooflijk dat ik nog zo coherent Engels kon spreken…