‘Social media? Dat is vooral iets voor narcisten.’ ‘Wat heb ik eraan om de hele dag door te weten waar mijn vrienden uithangen?’ En: ‘Moet ik nou echt als eerste zien hoe schattig de allernieuwste baby van die uiterst vage kennis is?’
Als social media trainer heb ik dit soort kreten meer dan eens gehoord, tijdens het kennismakingsrondje van een cursus Twitter of Facebook. Naast de cursisten die trappelden van ongeduld, waren er steevast net zoveel die er als een berg tegenop zagen. Omdat het veel te veel tijd kost. Omdat je privacy naar de haaien gaat. Of omdat al die kwetterende mensen gewoon niet interessant zijn. Want, zo luidde het idee: social media maken ons narcistisch. Mensen doen er niks anders dan de hele dag door naar aandacht vissen en dat is zonde van mijn tijd, zo luidde de klacht.
En geef ze eens ongelijk. Ik spreek natuurlijk vanuit mijn uiterst persoonlijke, voor 99 procent hoger opgeleide en cultureel verantwoorde social media bubbel. Maar ook het merendeel van mijn eigen lieve vrienden hebben weinig te melden waar ik een minuut later nog stil van ben. Maar voordat ik de oneindige stroom van ‘latte machiato’s op zonovergoten terrassen in Barcelona’-updates weg ga zetten als narcisme is het misschien wel leuk eens te kijken waar we het nu eigenlijk over hebben. Narcisme, wat is dat?
Fragiel zelfbeeld
De herkomst van het woord is uiteraard de Griekse mythe over Narcissus. Over een jongeman die volgens een voorspelling van een helderziende alleen kon overleven door zichzelf niet te kennen. Wanneer Narcissus op een dag toch zichzelf ziet weerspiegeld in een meer, gaat het bergafwaarts met hem. Hij wordt verliefd op zijn reflectie, maar elke poging om de gestalte in het water te omhelzen doet hem verdwijnen. Zo kwijnt hij langzaam weg tot hij sterft. Los daarvan associëren veel mensen, inclusief ikzelf, narcisme in de gauwigheid vaak met ijdelheid. Een overdreven aandacht voor het ‘beeld’ dat je van jezelf naar buiten brengt.
Narcisme = verliefd zijn op jezelf = ijdelheid. In de psychiatrie ligt het allemaal een tikje ingewikkelder. Ten eerste mag iemand sowieso niet als ‘een narcist‘ worden bestempeld. Dit suggereert namelijk dat narcisme een karaktertrek is, terwijl de term verwijst naar een ‘onderliggende psycho-dynamiek’: het samenspel tussen emoties, gedrag en je reflectie daarop. Bij mensen met narcistische neigingen is vooral die zelfreflectie een probleem. Omdat hun zelfbeeld overdreven ‘groots’ is, maar tegelijkertijd compleet afhankelijk van de reacties van anderen, is hun zelfbeeld in werkelijkheid heel fragiel. Koste wat kost moet het beschermd worden. Wanneer een ander mens dat zelfbeeld niet bevestigt, maar bedreigt (wat in elke gezonde, wederkerige relatie regelmatig voorkomt), kan een ‘narcist‘ dat niet incasseren en ontstaat er een conflict of een verwijdering.
Zo opgevat ligt het iets minder voor de hand om ons Facebookers en Twitteraars tot narcisten te verklaren. Maar een heel klein beetje rijp voor de psychiater zijn we toch ook wel. Want die virtuele wereld leent zich in mijn beleving perfect om het beeld dat ik van mezelf heb uiterst gecontroleerd naar buiten te brengen én in stand te houden. Dat begint al bij de profielfoto’s, vaak genomen vanuit een vervormende webcam hoek en daarna nog even opgefleurd met een fotobewerkingsprogramma. Ook op tekstueel gebied blijft alles verdacht vrolijk. Meestal laat ik slechts dat deel van mezelf zien wat ik voor de buitenwereld toonbaar acht. Wanneer ik weer eens last heb van zo’n ongezellige bui van existentiële leegte val ik mijn facebookvrienden daar natuurlijk niet mee lastig (lees: wil ik dat niemand dit weet!).
Spiegeltje, spiegeltje, aan de wand..Sowieso is er in mijn social media bubbel weinig sprake van serieuze feedback of tegenspraak en draait het voor het grootste deel toch om die vermaledijde ‘likes’. Niet voor niets is er nog steeds geen ‘dislike’-knopje op Facebook; Mark Zuckerberg begrijpt de menselijke behoefte maar al te goed en weet dat het op deze manier veel aantrekkelijker blijft. Ik kan er over mee facebooken: ik voel de lekkere stofjes bij wijze van spreken door mijn hersenpan stromen als veel mensen reageren op mijn status-updates. ‘Zo, vijftien likes, in een uur tijd! Dat moet wel betekenen dat ik geweldig grappig ben!’
Mensendomein
Een leuk verhaal voor in de kroeg, want ach, eigenlijk is het ook best onschuldig toch? Mijn bekentenis veroorzaakt in elk geval steevast een golf van geamuseerde herkenning. Niet zo gek, want tot op zekere hoogte is het hartstikke gezond om je bewust te zijn van ‘wie je bent’ en daar ook enigszins tevreden over te zijn. Ook de psychiaters zijn het erover eens dat er zoiets bestaat als een ‘gezond narcisme’. Hierbij beschik je over het vermogen je in een ander te verplaatsen, heb je een gevoel voor humor of zelfspot, en ben je in staat te accepteren dat een relatie steeds verandert, dat een ander mens niet voorspelbaar is en niet altijd tot jouw ‘beschikking’ kan staan.
Maar zoals met al het goede in het leven ligt er ook een vorm van gehechtheid op de loer en een verslaving aan alles wat mij in mijn – bij voorkeur – positieve zelfbeeld bevestigt. En daar hebben die aarzelende cursisten van mij absoluut een punt, of ze het nu bewust zo bedoelden of niet. Zo zou je onze behoefte aan een identiteit en de bevestiging daarvan ook kunnen bekijken door de bril van wat in het klassiek Tibetaans boeddhisme de ‘zes rijken‘ wordt genoemd. Een soort mythische werelden waarin wij volgens de wet van karma herboren worden. Wat schrijver Tom Hannes betreft kun je die zes rijken ook gewoon zien als ‘geestestoestanden’, of zes ‘manieren waarop we uit evenwicht gebracht kunnen worden.’ Ons sociale leven is er een van. In zijn boekje Zen, of het konijn in ons brein, noemt Hannes dit het ‘domein van de mensen’ en beschrijft hij naast het nut van een enigszins stabiel zelfgevoel, ook het risico van een al te grote ‘identificatie’ met dat zelf, ook wel ik-constructie genoemd. En hij geeft ook tips om dat los te laten:
“Als ik-constructies een zaak van grijpen zijn, dan is stoppen en terugkeren naar ons lichaam de beste uitweg. Als we ons in een gesprek uitgenodigd voelen tot egobuildingsgesprekken, kunnen we dus van de gelegenheid gebruik maken om daar hier en nu niet op in te gaan. Het kan ook zijn dat je jezelf betrapt op autopromotie (‘ik ben iemand die..’) Dan is het ook interessant om meteen op te houden en te onderzoeken hoe je je nu aan je gesprekspartner presenteert.”
Wakker blijven
Inmiddels geef ik geen social media-trainingen meer, maar nog steeds zou ik de ‘schuwe’ cursisten verleiden tot het aanmaken van een profiel. Want in mijn beleving schuilen er in die virtuele wereld ook nieuwe tools om wakker te blijven, of in de woorden van Tom Hannes: de ik-constructie los te laten. Aan de ene kant geeft het web ruimte aan narcisme, doordat we constant communiceren ‘met voorbedachte rade’, veilig en geïsoleerd weggestopt achter onze beeldschermen. Aan de andere kant biedt die situatie juist ook ruimte en tijd voor zelfreflectie. Het feit dat alles wat ik er doe wordt gedocumenteerd, maakt dat die virtuele wereld een streepje voor heeft op bijvoorbeeld een avondje in de kroeg, waar alle interactie vervliegt. Mijn facebookprofiel is als het ware een spiegel waarin ik mezelf – afgezonderd van getuigen – op mijn gemakje kan bekijken. En waar ik misschien wel tot de conclusie kom dat het allemaal super relatief is. Want altijd komt er na mij weer iemand anders, die veel grappiger is dan ik!
Daarnaast dwingt het proces van schrijven mij ook tot goed nadenken over wat ik nu eigenlijk echt wil zeggen. Dat slijpen en schuren van woorden, die vertraging in tijd is ook een kans om te checken of ik niet stiekem uit pure egotripperij en drang naar aandacht spreek. Of dat ik misschien, heel misschien toch iets de wereld instuur waar een ander beter van wordt.
Dit artikel verscheen ook op Boeddha Magazine