Elke eerste zaterdag van de maand schrijf ik een selfie. Dat is een kort, of anders wel lang antwoord op een onalledaagse vraag. Onderstaande selfie schreef ik in februari 2017.
Welke film kun je minimaal een keer per jaar opnieuw zien en waarom?
Ik zal het maar gelijk toegeven: deze vraag heb ik bedacht als excuus om zonder enige urgente aanleiding ongegeneerd een tekst te kunnen wijden aan mijn liefde voor de film Lost in Translation.
Er zijn van die films waar ik in zou willen wonen. American Beauty is er een van. Magnolia. Almost Famous. Being There. En Harold and Maude. (Gaat zien die film, nu!)
Maar Lost in Translation staat met stip op nummer 1.
Wat is het aan die film wat maakt dat ik ‘m minstens eens paar jaar weer wil zien? Ook al kan ik ‘m van scène tot scène dromen?
Het simpele en eerlijke antwoord is:
A) Dat ik smoorverliefd ben op Bill Murray. (Bob in de film) Er is iets aan de hand met Bill Murray, in het algemeen, maar vooral in deze film, wat ik woest aantrekkelijk vind.
B) Dat ik me totaal identificeer met alles wat Scarlet Johansson (Charlotte, in de film) doet en zegt en is in Lost in Translation. En er is iets aan de hand tussen hem en Charlotte wat me steeds opnieuw weer diep raakt.
Wellicht vraag je je nu af: uhm, maar dat personage Bob, for the bloody love of God, wat is daar aantrekkelijk aan? Want: ouwe vent. Want: totaal blasé. Want: voelt zich opgesloten in de sleur van het gezinsleven en is niet in staat tot betekenisvol contact met zijn vrouw.
Tja, klopt. Aan de oppervlakte. In de eerste stuk of vijf scènes. Maar dan ontmoet hij Charlotte. En dan krijgen we ineens stukjes van zijn persoonlijkheid te zien die hem – en Charlotte trouwens ook – zó lief, zó geestig, zo puur, zo teder en zó menselijk maken.
Bob en Charlotte zijn om verschillende redenen in Tokyo, maar voelen zich beide opgesloten in een soort niemandsland, waar ze zelf niet echt ‘iemand’ zijn. Althans, niet iemand die ze graag willen zijn. Hij is in dat dure Park Hyatt hotel voor de opnames van een whiskey reclame. Zielloos werk, waar hij zich totaal niet mee verbonden voelt. Zij is daar vanwege het werk van haar man, een fotograaf, van wie ze zich na twee jaar huwelijk nu al vervreemd voelt. Zelf is ze net afgestudeerd en heeft ze nog geen idee wat ze met haar leven aanmoet.
In deze omstandigheden kruizen hun paden en herkennen ze iets essentieels in elkaar. Iets wat hun specifieke omstandigheden en hun leeftijd overstijgt. Hier heb je twee mensen die het materieel gezien helemaal voor elkaar hebben in het leven. Beide zijn ze getrouwd. En toch bevinden ze zich in een staat van verwarring, leegte en eenzaamheid.
Dat wat hen bindt gaat volgens mij over betekenis of zingeving en ‘the human condition’. Die van de Westerse mens althans. Een mens die zich aan de top van de pyramide van Maslow bevindt en tegelijkertijd zo worstelt met simpelweg gelukkig zijn. Om het maar even op zijn René Frogers te formuleren.
Deze man en deze vrouw worstelen hier ook mee. En ze herkennen dat bij elkaar omdat ze zo volstrekt eerlijk en pretentieloos met elkaar omgaan. Zonder maskers. En dat zorgt ervoor dat die film en alles wat ze met elkaar doen bespreken en meemaken levensecht wordt. En enorm grappig.
Het kijken naar die twee roept gevoelens bij me op die ik zelf ook heb meegemaakt tijdens reizen die ik in mijn eentje maakte. Zo bracht ik op mijn 19e drie maanden in Kopenhagen door, waar ik me in de eerste twee weken totaal ‘lost’ voelde. Teruggeworpen worden op jezelf kan een hele intense reactie oproepen van eenzaamheid, een tuimeltocht de leegte in. Beangstigend.
Temidden van die gevoelens ontmoette ik S., een man van 33. Een Amerikaan die op dat moment al vijf jaar in Kopenhagen woonde, maar plannen had om weer terug te emigreren, naar New Mexico. Wij waren toen ook twee mensen in zo’n tijdelijk niemandsland. Een afgebakend gebiedje tijd en ruimte, waarin we beide de vrijheid voelden om totaal open en onbevangen met elkaar om te gaan en kwetsbaar te zijn. En waarin binnen no time een diep menselijke band kon ontstaan. Misschien juist wel omdat de tijd die we hadden zo overduidelijk begrensd was, van korte duur. Net als bij Bob en Charlotte.
Ik denk dat het de intensiteit is van zo’n soort connectie, zo onvoorwaardelijk en echt, waar ik zo schaamteloos in kan zwelgen. Het ontroert me en maakt dat ik super sentimentele dingen ga denken in de trant van: het maken van een echte connectie met anderen is het enige is wat telt. Het enige wat zin geeft. In essentie gaat dat over liefde. Niet in romantische zin, maar Liefde. Verhalen die dat laten zien, hoe twee vreemden in een vreemde omgeving binnen no time met elkaar verbonden raken. Jongens jongens, veeg mij maar op.
Maar ook de tijdelijkheid van dit soort connecties raken een snaar bij me. Dat het onvoorwaardelijk liefhebben van een ander ook onvermijdelijk pijn met zich meebrengt, doordat we die ander nooit kunnen ‘vasthouden’ en vroeg of laat weer los moeten laten. En dat we het dan weer met onszelf moeten doen. Ook ik en S. couldn’t last. In romantische zin dan, want we hebben nu, twintig jaar later nog steeds contact via skype.
Hetzelfde geldt waarschijnlijk ook voor Bob en Charlotte. Zoals ik die film zie zijn die twee smoorverliefd op elkaar, zonder dat ze over een toekomst praten of nadenken.
Al blijven de meningen daarover verdeeld. Want niemand, behalve Bill Murray zelf, die de slotzinnen van de film ter plekke improviseerde, weet wat hij aan het einde van de film in het oor van Charlotte fluistert…
Doe je mee met mijn maandelijks ritueel? Schrijf je dan hier in en ontvang elke eerste zaterdag van de maand ‘de vraag’.
Titelbeeld: Finan Akbar
BONUS! Bill Murray die allemaal mooie dingen zegt. (*smelt*)